woensdag 5 november 2014

De ondragelijke lichtheid van het bestaan - Milan Kundera



Dit boek behoort onder de buitenlandse literatuur binnen mijn leeslijst.


Samenvatting van het boek:
Tomas, de lichtheid. Terezan, de zwaarte. Sabina, het verraad. Franz, de droom. Vier personages, vier manieren om in de wereld te staan, en het verhaal van hun botsing. Tomas ontmoet Tereza en trouwt met haar, maar kan zijn hang naar losse relaties niet opgeven. Sabina is zijn favoriete minnares: ook zij wil zich niet binden. Wanneer Franz, haar nieuwe geliefde, zijn vrouw voor haar in de steek wil laten, verdwijnt ze dan ook uit zijn leven. Hij zet zijn Grote Mars voort, terwijl Tereza en Tomas alsnog beleven wat onmogelijk leek: een idylle. Kundera bouwt dit verhaal uiterst geraffineerd op, in een spel vol variaties, dromen en bespiegelingen. Als geen ander is hij er in dit boek in geslagd ernst en lichtheid te verenigen. Met dit inmiddels klassiek meesterwerk - dat bovendien verfilmd werd - brak Kundera door bij het grote publiek.
Ideeënroman die bewezen wordt via de levens van






Tomas/Tereza en Franz/Sabina, waarbij Sabina, een onafhankelijke schilderes die haar land na 1968 heeft verlaten en in Genève woont, een verbindende rol tussen de koppels speelt door haar verhouding met Tomas. Deze chirurg en rokkenjager vlucht met Tereza naar Zwitserland. Beiden zullen echter terugkeren, Franz is een Zwitserse linkse intellectueel die aanvankelijk een ideale maîtresse vindt in Sabina. Kundera laat zien hoe op beslissende momenten in hun diverse levens lichtheid en zwaarte verwisselbaar zijn, liefde en haat, trouw en verraad, schoonheid en lelijkheid, kunst en kitsch, het komische en tragische, afhankelijk van ieders levensperspectief. Contrapuntsgewijs weeft Kundera hun diverse levens door elkaar, becommentarieert ze en veralgemeent ze met filosofische aforismen. Kundera (1929), vooraanstaand Tsjechisch schrijver, woont sinds 1974 in Frankrijk.


Voor een goede recensie kunt u de volgende link aanklikken: http://recyclezer.cobra.be/2012/10/22/eerste-bericht-van-de-recyclezer/


In de onderstaande link kunt u extra informatie over Milan Kundera vinden:
http://www.nederlands.nl/biografie/Milan+Kundera



Hotel Du Nord - Remco Campert







Hotel Du Nord heb ik gekozen omdat dit boek recent is uitgegeven en dus mijn leeslijst goed bijvult. De roman is onder te verdelen in drie delen:


Foto van Remco Campert


Deel I (1-4)
De zestig jaar geworden Walter Manning (een niet al te succesvol schrijver) neemt zijn intrek in een hotel (Hotel du Nord) in het Noord-Franse Duneville. In het hotel is een aardige eigenaresse Germaine  Lecouvreur, die het misschien wel op Walter heeft voorzien. Ze zijn van dezelfde leeftijd  en ze is alleen. Walter heeft een opmerkelijke droom in het begin.
Hij komt rechtstreeks vanuit Berlijn waar hij met zijn (veel jongere)  vriendin  Nora Doré en een regisseur naar een filmfestival is geweest om een prijs op te halen. Hij heeft het scenario geschreven voor de film. Vroeger werd hij door een recensent  van zijn gedichten neergesabeld. Het thema van die gedichten was volgens de beoordelaar “leegte”. Walter is naar Frankrijk gegaan om helemaal van alles en iedereen los te komen. Hij begint ook weer te drinken, wat hij twee jaar niet heeft gedaan (whisky en calvados). We komen te weten dat Walter  heel jong zijn ouders heeft verloren bij een auto-ongeluk en dat hij daarna van pleeggezin tot pleeggezin heeft gezworven. Vroeger liep hij mee in alle mogelijke demonstraties  en in één daarvan ontmoette hij Nora, een jonge actrice. Die wordt in hoofdstuk 3 van deel I de personale vertelster. Ze bereidt zich voor op een toneelstuk waarin ze de hoofdrol heeft gekregen (Storm in de voorstad). De repetities gaan niet goed en de regisseur kaffert haar uit. Ze is erg teleurgesteld in Walter die haar alleen heeft gelaten in Berlijn. Ze beseft dat ze de langste tijd met Walter heeft doorgebracht. Eigenlijk heet ze Mijntje Knol. Ze gaat de Oude Knol bezoeken die in een verzorgingstehuis ligt omdat hij kort ervoor een hartaanval heeft gekregen. Haar moeder heeft Nora’s vader in het verleden halsoverkop in de steek gelaten. Ook Nora heeft dus een probleem met haar ouders, net als Walter.
In hoofdstuk 4 is Walter weer de verteller: hij ontmoet de lokale journalist Xavier Audran die graag een interview voor zijn column met Walter wil. Walter die het liefst wil wegduiken voor de wereld, denkt erover na. Hij wil liever anoniem blijven.
Zo was het  best uit te  houden in Duneville.  Hier een vergeten leven leiden, tot de  stamgasten gaan behoren, wie weet een vrouw  ontmoeten die niet al te veeleisend was. Ten slotte geaccepteerd door de bevolking.  Waltèr, een man  in wie men een verleden  vermoedde waar men niet naar vroeg,  maar un  homme  bien  sympatique. (blz. 73) De journalist neemt contact op met zijn Nederlandse vriend Henri Donk, die net van plan is Nora te gaan interviewen in verband met haar prijs in Berlijn.


Deel II (5-9)
De enigszins platvloerse journalist Henri Donk is de volgende verteller. Hij is 34,  wil carrière maken , desnoods ten koste van anderen. Voor hij met pensioen ging was zijn vader  een hoge  ambtenaar bij het ministerie  van Algemene Zaken geweest. Van de journalistiek had  hij geen hoge dunk. Die was alleen maar  belust op sensatie, terwijl het land gediend was met rust. Ook hij heeft een bepaalde kind-ouderrelatie. Hij krijgt een mail van Xavier met het verzoek om informatie over Walter.
Nora praat met haar moeder die zal gaan waken bij haar vader in het ziekenhuis. Nora moet namelijk repeteren en spelen voor haar toneelstuk. (Hoofdstuk 6) In Hoofdstuk 7 is de regisseur Mike Groenewey aan het woord.  Hij wil het succes van zijn film te gelde maken en er een variant op bedenken. Omdat hij vliegangst heeft, gaat hij per trein naar Amsterdam terug. Ook hij denkt aan zijn ouders.
Mike had zijn ouders al  een tijd niet gezien, hij moest ze weer  eens opzoeken.  Ze woonden  nu,  na vele omzwervingen door  de wereld, begonnen toen Mike naar de filmschool ging, in  een huisje  in  een  volkstuin aan de  rand van Amsterdam, waar ze hun hippieverleden leefden,  omringd  door boeddhabeeldjes, Afrikaanse masters en andere versierselen. (blz.101-102)
Henri Donk woont de première van de Voorstad bij. Hij vindt er helemaal niets aan. Er wordt slecht gespeeld. Maar hij wil graag Nora interviewen. Hij maakt na afloop een afspraak met haar. Hoofdstuk 9 is dan het verslag van dat gesprek in de krant. Hij hemelt Nora op, maar verzwijgt voor haar dat hij weet waar Walter . Die wil hij zelf gaan bezoeken in Duneville.


Deel III (10-11)
Walter is nu ik-verteller en hij weet dat het hulpje in het hotel zijn aanwezigheid heeft verraden  aan Xavier. Hij begint aan een dagboek. Hij denkt na over zijn schrijverschap   en zijn toekomst. Hij vermoedt dat Germaine met hem wil flirten. Mogelijk blijft hij dan zijn leven lang verder door in het hotel. Maar hij weet niet of hij dat kan: hij is altijd een vluchter geweest.
(Van het begin af aan, tot en met Berlijn, heeft  mijn leven  in het  teken van de vlucht gestaan. Ik ontvluchtte  mijn pleegouders.  Ik ontvluchtte mezelf.  Ik  ging op de loop voor mijn schrijftalent: ik vluchtte weg in handigheidjes. (blz. 129).
De volgende dag is het scenario alweer veranderd. Hij heeft Henri Donk ontmoet die hem een interview voor het roddelblad Shame&Fame wil afdwingen met de dreiging zijn verblijfplaats bekend te maken. Henri besluit meteen zijn koffer te pakken. Terug in Nederland heeft hij zich hervonden. Hij gaat schrijven aan een poëziebundel en hij zal geld moeten verdienen met scenario’s, maar hij heeft weer levenslust. Hij en Nora zullen vriendinnen blijven, maar geen geliefden. Aan Germaine heeft hij beloofd ooit terug te keren, maar hij weet zeker dat hij dat niet zal doen.




Een goede recensie over deze roman is: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2013/10/recensie-h%C3%B4tel-du-nord-remco-campert.html






Informatie over Remco Campert kunt u vinden door de volgende link aan te klikken:
http://www.debezigebij.nl/web/Auteurs/Auteur/Remco-Campert-1.htm


maandag 2 juni 2014

De kleine Johannes - Frederick van Eeden

Zelfgeschreven samenvatting van het verhaal:
De kleine Johannes is een sprookjes achtig verhaal over een klein jongetje, waarvan de leeftijd niet helemaal duidelijk is. Johannes houd erg van de natuur, en voelt zich thuis vaak eenzaam. Hij praat daarom met zijn hond, en met elk ander voorwerp of schepsel in en rondom  het huis.
Op een dag ontmoet hij het Windekind, een elfje die hem van alles leert over het leven, dieren en de natuur. Het Windekind verteld Johannes dat mensen slecht zijn  en brengt hem naar Wistik, een kabouter. Deze kabouter verteld hem dat er een boekje is waar alle antwoorden op Johannes zijn vragen in staan. Omdat Johannes dit boekje zo graag wilt vinden, verliest hij de waardevolle vriendschap met het Windekind. Johannes is heel ongelukkig, en ontmoet een nieuw personage: Pluizer. Pluizer laat hem al het leed onder de mensheid zien. Johannes vindt dit alles vreselijk, en ontmoet Docter Cijfer die hem leert rationeel te denken.  Samen gaan ze op zoek naar het boekje, maar Johannes begint steeds meer naar thuis te verlangen.

Als hij eenmaal thuis is gekomen, denkt hij het Windekind te zien en volgt het lichtje dat hem naar het strand leid. Eenmaal op het hoogste duin aangekomen, moet hij een keuze maken; of naar het licht in de verte gaan, of terug naar de mensen wereld.  Dan komt hij een man tegen vol eindeloze zachte weemoed. Deze man neemt de kleine Johannes bij de hand en begeleid hem terug naar de mensenwereld en haar weedom.





Over de schrijver; Frederick van Eeden
Frederick van Eeden is geboren in 1860 in Haarlem. In zijn familie was wetenschap en kunst erg belangrijk, dus ging hij Medicijnen studeren in Amsterdam. HIj specialiseerde zich al snel in psychiatrie. Tijdens zijn studenten leven richtte hij samen met wat vrienden “De nieuwe Gids” op.  Dit zou later de gids worden voor de beweging van tachtigers worden. De eerste afleveringen van De Nieuwe Gids bevatten delen van het door Van Eeden geschreven allegorische sprookje De kleine Johannes, dat in 1887 in boekvorm werd uitgegeven
Frederick van Eeden was een wereldverbeteraar in hart en nieren. Hij was geïnspireerd door Karl Marx zijn ideeën en hield zich diepgaand bezig met bestaan –en begripskritiek. In 1900 verscheen zijn psychologische roman “Van de koele meren des doods”,  wat naast de kleine Johannes tot zijn bekendste boeken behoort.

In de laatste jaren van zijn leven begon hij zich meer te interesseren in spiritualiteit en significa. Op 61 jarige leeftijd sloot hij zich nog aan bij de Rooms-katholieke kerk. 


Informatie over de tijd waarin het boek uitkwam:
In deze periode werd er een nieuwe literaire  beweging gevormd, genaamd de Tachtigers. In het werk van deze auteurs kwamen het impressionisme en naturalisme sterk naar voren. Het was een vorm van kritiek tegen de Romantiek, de voorafgaande stroming.
De bekendste Tachtigers zijn: Willem Kloos, die min of meer optrad als de voorman van de beweging, Hélène Swarth, Albert Verwey, Alphons Diepenbrock, Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel, Frans Erens en Herman Gorter.
De schrijvers uit deze groep hielden  niet bezig met actuele problemen. Integendeel, hun persoonlijke gemoedsgesteldheid is hun belangrijkste thema, het ging dus vooral om het individu. Ook was schoonheid erg belangrijk, het ging om esthetica.
Omdat ze hun werk moeilijk geplaatst kregen in bestaande literaire bladen zoals De Gids, richtten de Tachtigers in 1885 hun eigen tijdschrift op dat De Nieuwe Gids heette en de spreekbuis van de beweging werd.


Brief van Windekind aan kleine Johannes

Voor Johannes, 

Het laatst dat wij elkander ontmoette was aan het strand, toen de zon in de roodgloeiende zee verdween. Daarginder verloort ge niet alleen de zon, maar ook mij uit het oog. Maar vergeet niet, mijn kleine Johannes, dat ik altijd aan deine zijde bent gebleven. Net als de zon. Ik stuurde gij een trouwe vriend, als begeleider, toen u besloot om daar te gaan waar de mensen leven.
U moet begrijpen, mijn kleine vriend, dat ik graag die persoon had willen zijn. Ik zou u graag dergelijke dingen leren, die ik u leerde over de natuur. Echter ben ik slechts een elf, en weet ik weinig van de mensen wereld af. Ik kan u met gerust hart beloven dat u onder goede hoede bent bij u nieuwe begeleider. Hij is een goed man, en ge kunt altijd op hem vertrouwen.
Ik weet dat ik menig maal slecht heb gepraat over het mensen soort.  Desalniettemin, ben ik u iets zeer belangrijks vergeten te vertellen. Ge moet weten dat ik nooit liefde heb gekend, of ooit leren kennen zal. Ge bent bevoorrecht een mens te zijn, mijn kleine Johannes. Van horen zeggen, weet ik dat liefde dergelijk leed en weedom in een mensenleven kan verzachten. Men kan het zelfs bijna doen vergeten.
Ge weet waarschijnlijk al dat er niet veel wonderen gebeuren in de mensenwereld, en als er wonderen gebeuren probeert men deze rationeel te verklaren. Maar nu moet ge eens goed naar mij luisteren Johannes. De mensheid heeft bezit op het grootste wonder der wonderen, de liefde.
Dus, mijn  kleine vriend, zorg dat ge de liefde vindt. Ge bent een bijzonder jongetje, vergeet dat niet. Vergeet ook niet, dat ik er altijd voor u ben.


Windekind


Brief van Johannes aan Windekind

Voor Windekind

Liefste vriend, wat fijn om weer van u te horen! 
Ik ben gelange tijd verdrietig en ontsteld geweest, dat ge mij nooit meer op bent komen zoeken. Ik heb vele sombere dagen naar u uitgekeken. Elke dag zonder u, was als een dag zonder zon. Wel kwam die geniepige Wistik mij geregeld opzoeken, maar ik verlangde enkel naar uw helder blauwe ogen en verhalen over de natuur. 
Zoals ik al zei, ik heb lang getreurd om uw vertrek. Totdat ik op een dag tot het besef kwam dat ge mij eigenlijk nooit verlaten hebt. Nu zie ik gij in alles in de natuur. Ik zie u in de pollen van de paardenbloemen, die vredig over het gras waaien. Ik zie u in het voorbij springende konijntje, in de waterjuffers en in de verdwaalde meikevers. Maar het meest zie ik u nog in mijn vriendin Robinetta. Zij heeft net zulke schitterende blauwe ogen als gij hebt. Ik moet u eerlijk bekennen dat toen ik dit meisje tegen ben gekomen, ik u bijna niet meer miste. Dit was natuurlijk omdat ik u ook in haar herken.
Ik ga zeker uw advies opvolgen, dat gaat zeker lukken. Ik denk dat ik de liefde van mijn leven al heb gevonden; mijn geliefde Robinetta. 
Hopelijk komt u mij nog eens een bezoekje brengen. In mijn dromen wellicht. Want ik droom nog elke nacht, over de wonderen die ik met ge heb beleeft. 

Johannes
















maandag 26 mei 2014

Mijn eigen puntdicht (epigram)

Brandweer van verlangen

Zijn hart stond in vuur en vlam,
totdat de brandweer het bluste,
maar hij brandt weer van verlangen
toen zij hem kuste

Gedicht over vrijheid

Ik zou graag dichten over vrijheid,
maar tot mijn groot verdriet
vind ik de juiste woorden niet.

05/05/2014

donderdag 13 maart 2014

Nederlands Indië; Geschiedenis Project

Korte inhoud van het boek:

Het boek beschrijft de ervaringen van Jeroen Brouwers in het vrouweninterneringskamp Tjideng, na de invasie van de Japanners in Nederlands Indië.  Daarnaast worden de gevolgen van deze ervaringen belicht. Jeroen brouwers schreef dit verhaal nadat zijn moeder overleed in 1981, voornamelijk om zijn kampjaren te verwerken.
Jeroen brouwers was slechts 5 toen hij met zijn moeder, oma en zusje in het Japanse interneringskamp terecht kwam, en heeft hier drie jaar doorgebracht. De omstandigheden in het kamp waren slecht en de vrouwen werden onmenselijk behandeld door de Japanners, beschrijft brouwers in zijn boek. Als iemand een regel overtrad of ongehoorzaam was werd deze gestraft met vreselijke lijfstraffen. Ook was er sprake van ondervoeding in het kamp, wat de reden was dat Brouwers oma het kamp niet overleefde. Deze martelingen en vreselijke omstandigheden worden zeer gedetailleerd beschreven door Brouwers kinderogen. De gebeurtenissen van Bezonken rood spelen zich afwisselend af in het heden en in het verleden. De liefde voor zijn moeder is door een aantal gebeurtenissen in het kamp veranderd in een even grote haat, die zich soms lijkt uit te breiden tot alle vrouwen. Nadat hij een telfoontje krijgt dat zijn moeder is overleden komt hij tot het besef dat zijn moeder al een lange tijd eerder was gestorven, in zijn gedachtes.

Voor een uitgebreidere samenvatting zie onderstaande link: http://www.scholieren.com/boekverslag/41095


Relatie tussen de schrijver en Nederlands Indië:

Jeroen Brouwers werd op 30 april 1940 wordt geboren in Batavia, de hoofdstad van wat toen de Nederlandse kolonie Oost-Indië was.  Als de Japanners Nederlands Indië binnenvallen wordt Brouwers samen met zijn oma, moeder en zusje van 1943 tot 1945 opgesloten in het vrouweninterneringskamp Tjideng. Jeroen Brouwers zelf was toen vijf jaar oud. Zijn vader verblijft in de oorlogstijd als krijgsgevangene in Japan. Jeroens twee oudere broers blijken, achteraf, op Java in mannenkampen opgesloten te hebben gezeten.  Na de oorlog is de familie terug gegaan naar Nederland en werd Brouwers door zijn moeder in een internaat in Zeist gestopt. Hij zelf noemde dit een 'plaatsvervangend jappenkamp'. De middelbare school heeft hij nooit afgemaakt en van 1959 tot 1961 ging Brouwers in militaire dienst bij de Marine Inlichtingsdienst en begint zijn literaire leven.  

Jeroen Brouwers heeft de gebeurtenissen en ervaringen van hem in dit kamp verwerkt in de autobiografische roman ‘’Bezonken Rood’’. Zijn jeugd in Indonesië speelt ook een rol in zijn romans “Het verzonkene” en “De zondvloed”. Deze drie romans zijn later in één band uitgebracht. Ik citeer: "Ik had twee dingen voor ogen die tussen mijn vijfentwintigste en mijn dertigste duidelijk werden: ik wilde een roman van duizend bladzijden schrijven over mijn kindertijd en jeugd in Indië. Dat zijn mijn drie Indië-romans geworden: 'Het verzonkene', 'Bezonken rood' en 'De zondvloed'. Dat doel heb ik dus bereikt. (...)"

Na het verschijnen van “Bezonken Rood”  is er veel kritiek geweest op de manier waarop Brouwers zijn kampjaren beschrijft. Het boek zou niet de objectieve werkelijkheid beschrijven en een opeenstapeling zijn van leugens en overdrijvingen.  Vooral Rudy Kousbroek begon een felle discussie. Hij beweerd dat Brouwers leid aan het  'Oostindisch kampsyndroom' . Wat de 'weigering zich op de hoogte te stellen van historische werkelijkheid' betekend. Beide schrijvers hebben een Indische achtergrond en hebben als kind in een Jappenkamp gezeten. Die ervaring hebben ze nog al op een verschillende manier verwerkt. Kousbroek relativeert de ervaringen van de Nederlanders, terwijl Brouwers juist meer de nadruk legt op de wreedheden van de Japanners.


Historische achtergrond die wij onderzoeken: Indische interneringskampen

Nazi-Duitsland had een bondgenootschap met Japan. De Japanners waren uit op grondstoffen uit Nederlands-Indië, vooral de Indische olie kon van groot belang zijn voor de Japanse oorlogvoering. Op 7 december 1941 begon de oorlog in de Pacific met een Japanse verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor (Hawaï). Onmiddellijk na ontvangst van het nieuws van de Japanse aanval verklaarde de Nederlandse regering in Londen Japan de oorlog. Het Nederlandse gouvernement kondigde direct een algehele mobilisatie af.

Op 11 januari 1942 landden de eerste Japanse soldaten op Indisch grondgebied. Celebes en Borneo werden al snel bezet; Ambon, Zuid-Sumatra, Bali en Timor volgden spoedig. Tijdens deze operaties was het KNIL (Kon.Ned.Ind.Leger) getalsmatig niet altijd de mindere van de Japanners, maar bleek het qua gevechtkracht zeer te kort te schieten. In de nacht van 28 februari op 1 maart zetten Japanse troepen de aanval op Java in. De kusten van het hoofdeiland van de Indische archipel waren vanwege hun lengte zeer moeilijk te verdedigen. Op 9 maart 1942 capituleerde het KNIL op Java. Meer dan 42.000 Europese KNIL-militairen en Marinemensen werden krijgsgevangen gemaakt, samen met circa 25.000 inheemse KNIL-militairen.

Na de relatief eenvoudige verovering van de Indonesische archipel werd Nederlands-Indië door de Japanners in drie bestuurlijke gebieden ingedeeld. Sumatra viel onder het bestuur van het 25ste leger. Java viel onder het bestuur van het 16de leger. Borneo en Oost-Indonesië (Celebes, de Molukken, de Kleine Soenda-eilanden en Nieuw-Guinea) kwamen onder het bestuur van de Japanse Marine. Elk van de drie gebieden werd onderverdeeld in een aantal provincies met een Japanse gouverneur aan het hoofd. Nederlanders en Indische Nederlanders werden uit overheidsdienst verwijderd. Japanse burgerambtenaren namen de vrijgekomen hoge bestuursposten in.

De Japanse bezettingspolitiek was erop gericht Nederlands-Indië in de zogenaamde “Groot-Aziatische Welvaartssfeer” te integreren. De Japanse leiding probeerde deze tot stand te laten komen door de uitbanning van alle westerse invloeden in de Indonesische samenleving. Dat betekende niet alleen de invoering van de Japanse tijd en jaartelling en een verbod op Europese media, maar ook de internering van Nederlandse en geallieerde burgers – mannen, vrouwen en kinderen – in kampen.

Mijn opa is in 1925 geboren in Nederlands-Indië. Hij woonde voor de oorlog met zijn vader, moeder, vier zusters en een broer bij een groot ziekenhuis in een ruim huis met een groot erf op Sumatra’s Oostkust midden tussen grote plantages op de onderneming Laras (zie op kaart bij bijlage). Mijn opa beschrijft dit als een hele mooie tijd. In 1934 zijn zij voor een jaar naar Nederland gegaan.  Na terugkomst verhuisde het gezin (moeder en kinderen) naar de stad Medan (zie op kaart bij bijlage) wegens het ontbreken van een middelbare school in de omgeving in Laras.  Mijn opa zat toentertijd op de HBS (de Hogere Burgerschool), dat is te vergelijken met het VWO.

De landingen op Sumatra’s Oostkust werden voorafgegaan door twee bombardementen, één op het vliegveld en één op een olie-raffinaderij in Gloegoer enkele kilometers buiten Medan. Hier begon voor vele gezinnen de grootste ellende uit hun leven. Zijn vader en broer werden gemobiliseerd en gelegerd in een bergplaatsje, Kabandjahe, nabij Brastagi. Vrees bestond er onder de vrouwen en meisjes voor het binnentrekken van de Japanse stoottroepen in Medan. De Japanse soldaten hebben op dat gebied geen goede reputatie. Gelukkig viel het achteraf ontzettend mee.
Alle Nederlandse scholen werden gesloten en dit duurde voort gedurende  de gehele bezettingstijd. Het was zeer moeilijk om in die tijd aan contant geld te komen.
De Indonesiërs, gelukkig niet allen, werden met de dag onvriendelijker tegen de Europeanen, omdat zij de Jappen beschouwden als hun bevrijders. Het grootste probleem was dan ook dat en de Jappen niet kon verstaan.
Mijn opa woonde tegenover het station en dat bleek achteraf niet zo gelukkig te zijn.

Na de capitulatie van ons leger op Sumatra’s Oostkust werden onze troepen krijgsgevangen gemaakt, waaronder de vader en broer van mijn opa. Zij werden geïnterneerd in het kamp te Belawan Deli (havenplaats). Na verloop van tijd moesten alle Nederlanders zich verzamelen op de Esplanade (een groot park tegenover het station in Medan) en werden de mannen en jongens vanaf 13 jaar gescheiden van de vrouwen en kinderen. De vrouwen en kinderen werden vervoerd naar Poelaoe Brajan en de mannen kwamen terecht in het kamp Belawan Deli waar ook de krijgsgevangenen zaten, echter gescheiden door prikkeldraad. Wel konden de burgers vrij communiceren met de krijgsgevangenen.
Op een gegeven moment vertelde mijn overgrootvader tegen mijn opa dat hij dacht dat de krijgsgevangen weggevoerd zouden worden. De krijgsgevangenen werden inderdaad afgevoerd naar de schepen en niemand wist wat de eindbestemming was.

Alles hing af van de kampcommandant die je had. Mijn opa vertelt dat hij in het kamp veel geluk heeft gehad met de Japanse kampleiding. Na de oorlog heeft hij vaak hele andere verhalen gehoord over de verschrikkingen in de kampen, maar hij kan dit zelf niet bevestigen. Het kamp waar mijn opa zat was een voormalig verblijf voor havenarbeiders, alles was er vreselijk smerig en dat betekende dus dat zij als geïnterneerden hard moesten ploeteren om het kamp schoon te maken. Maar voor de hygiëne in het kamp was het natuurlijk vanzelfsprekend.
Voorzover mijn opa het zich kan herinneren heeft hij geen nare dingen meegemaakt gedurende zijn kamp tijd. ’s Morgens en ’s avonds was er appel. Mijn opa vertelt dat zij  (de geinterneerden) elke ochtend voor de barakken moesten aantreden; op bevel in de houding staan en buigen naar de Japanners. Daarna werden zij geteld en moesten zij de Japanners hardop groeten. Zij konden met behulp van de Indonesiërs vaak wat blikjes eten naar binnen smokkelen, uiteraard tegen betaling. Verder was er een goede clandestiene verbinding met brieven over en weer met het vrouwenkamp in Poelaoe Brajan. Van de kampleiding, de Japanners, hadden mijn opa en zijn mede-geïnterneerden absoluut geen last.
Op een gegeven moment, mijn opa weet niet meer precies wanneer, mochten alle Indische geïnterneerden, het kamp uit. Zij konden terugkeren naar hun huis in Medan, echter werden zij wel beschouwd als “enemy alien” (vijandelijk onderdaan). Ter herkenning kregen zij wel een pas en een rood-wit bandje om de bovenarm. Het was natuurlijk heerlijk om niet meer de hele dag achter het prikkeldraad te zitten.

Nu begon eigenlijk gedurende de verdere bezettingstijd de naarste periode. Er moest allereerst geld verdient worden om te eten. Opa vertelt dat hij heeft gewerkt in een touwslagerij, mandenvlechterij en op een werkplaats waar sigaretten moesten worden gerold. Gelukkig heeft hij daarna wat geld kunnen verdienen als jockey bij paardenraces.
Niet prettig was dat je op straat voor elke schildwacht moest buigen en dat werd door hun als erg vernederend ervaren. Menigeen, vertelt mijn opa, die dat weigerden kregen flinke klappen. Ook de Indonesiërs moesten dit doen. Wie opgepakt werd voor diverse overtredingen, kwam terecht bij de gevreesde Kempetai (Japanse MP) en die waren zeer wreed. Ook mijn opa moest daaraan geloven omdat Indonesiërs hadden verteld dat hij had gewuifd naar Amerikaanse vliegtuigen. Hij kon echter bewijzen dat hij toen op het race-terrein was even buiten de stad Medan. Verder hadden de Jappen ook nog een straf voor Indonesiërs, namelijk dat zij werden uitgedroogd. Dat noemden de Indonesiër “djemoer” (dit betekent uitdrogen), zij werden dan aan een boom vastgebonden en moesten in de zon kijken. Mijn opa legt er wel de nadruk op dat hij niet weet hoe het precies was gesteld in andere delen van Nederlands-Indië. Dit zijn zijn eigen ervaringen.

Een mooi voorbeeld dat er best ook wel aardige Japanners rondliepen, maakte hij op een avond mee in Medan. Een Japanse zeer nerveuze soldaat kwam ’s avonds heel stiekem de trap op bij zijn woning (kennelijk zeer bang voor de Kempetai) om te vertellen dat hij bewaker was geweest van zijn vader en broer die in Thailand zaten en aan de Birma spoorlijn werkten. Na die bewuste avond heeft mijn opa hem niet meer gezien. Achteraf bleek bij terugkomst van zijn vader en broer dat dit merkwaardige verhaal volledig waar was.  
Na terugkomst uit het kamp hebben opa, zijn moeder en zusters zijn nog een tijdje in het huis gewoond waar zij voor de kamptijd in Medan woonden. Zij moesten daarna nog tweemaal op zoek gaan naar een andere woning. Alle huizen waar mensen woonden achter het station werden gevorderd door de Jappen, zij moesten op stel en sprong verhuizen. Ten eerste vonden de Jappen dat zij van het huis tegenover het station te veel konden zien van de Japanse troepenverplaatsingen. Zij konden daarna bij een andere familie in huis intrekken en die woning werd naderhand ook gevorderd. De familie van mijn opa heeft dan ook letterlijk al het huisraad en dingen van waarden verloren, alles was verloren.

De oorlog kwam voor de mensen abrupt aan een einde door de atoombommen op Nagasaki en Hiroshima. Nederlands-Indië viel onder het gezagsgebied van de Britten. Zij namen, min of meer gedwongen door de beperkte beschikbaarheid van troepen, ten opzichte van de Nederlandse kolonie aanvankelijk een afwachtende houding aan. De herbezetting van Britse gebieden in Zuidoost-Azië en de afvoer van Britse krijgsgevangenen kregen voorrang. In Indië bleven daarom de Japanners voorlopig met het bestuur en de handhaving van rust en orde belast. Aanvankelijk bleven veel Nederlandse mannen en vrouwen in de interneringskampen zitten, het was te gevaarlijk om ze los te laten omdat de Indonesiërs opstandig en gevaarlijk waren. De voedselsituatie werd beter en de Japanners stelden zich wat vriendelijker op, maar van een 'echte' bevrijding was nog geen sprake. Ook de mensen die dus weer in de stad Medan terug kwamen werden weer geïnterneerd vertelt mijn opa, omdat de toestand buiten het kamp gevaarlijk was.

Mijn opa's gezin is weer compleet bij elkaar gekomen, ook zijn vader en broer zijn teruggekomen. In 1947 werden zij geëvacueerd naar Nederland. Mijn opa vertelt dat er wel leuke dingen waren in de kamptijden maar hij haat die tijd verschrikkelijk. Hij vertelt dat veel Japanse soldaten heel 
vervelend waren, vooral als ze gedronken hadden. Hij legt de nadruk erop dat hij wel geluk heeft gehad met de kampleiding. Het ergst vond hij vooral dat de scholen werden gesloten en dergelijke, dat zijn fijne leven daar werd afgenomen. Ook legt hij er de nadruk op dat het overal anders ging in de delen van Indonesië, de dingen die hij heeft vertelt zijn uit zijn eigen ervaring en hij weet niet precies hoe het er overal anders precies aan toe ging.

Na zoeken op het internet ben ik erachter gekomen dat het kamp Uniekampong in Belawan in de periode van april 1942 tot juni 1942 een krijgsgevangenkamp was en in de periode van april 1942 tot eind juli 1943 een burgerkamp. Dit is het kamp waar mijn opa en zijn vader en broer geïnterneerd zaten. Ook heb ik het kamp gevonden waar mijn opa zijn moeder en zusjes zich bevonden, namelijk het Poelaubrajan ABC in Medan in de periode van maart 1942 en juni 1945 was dit een kamp waar vrouwen en kinderen zich bevonden. Zie bijlage.

Op de tekening van het kamp Uniekampong in de bijlage herkende mijn opa verschillende dingen. Als je de poort van het kamp aan de Seroangweg en Bengkalisweg binnengaat, bevind zich meteen aan de rechterzijde het “huis” waar mijn opa, een vriend en nog vele andere werden ondergebracht. Ook vertelde mijn opa dat aan de Seroangweg zijde blikjes eten konden binnensmokkelen die zij tegen betaling van de Indonesiers kochten, zij stonden dan achter het prikkeldraad en de Indonesiers op de weg. Ook hier vond de clandestiene verbinding van post over en weer met het vrouwenkamp plaats.

Mijn opa zei: “Dat dit allemaal 74 jaar geleden gebeurde tijdens de bezetting, ervaar ik nog steeds als een vreselijke nachtmerrie”. Hij praat er ook niet graag over, omdat hij er niet aan herinnerd wil worden. Ik dank mijn opa en oma dan ook heel erg dat zij mee wilden werken aan onze opdracht voor Geschiedenis.


BIJLAGE


Op dit stukje kaart staat een deel van de oostkust van Sumatra. Bij de rode stip staat Laras de plaats waar mijn opa het eerste gedeelte van zijn jeugd heeft gewoond. Wat meer naar schuin naar boven van Laras zie je de stad Medan en daarboven Belawan.



Uniekampong: De Uniekampong was een complex houten woonbarakken uit de jaren twintig voor havenarbeiders van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, de Rotterdamsche Lloyd en de Stoomvaart Maatschappij Nederland. De krijgsgevangenen werden geïnterneerd in het noordelijk deel van de kampong. Het kamp was omheind en door prikkeldraad gescheiden van het burgermannenkamp in het zuidelijk deel van de kampong. Onder de krijgsgevangenen waren inheemse, Nederlandse, Britse en Australische militairen. Zij werden tewerkgesteld in de haven, bij het laden en lossen van schepen en treinen. Half mei 1942 werd een groep van ruim 2.000 Nederlandse, Britse en Australische krijgsgevangenen met de Tokobashi Maru naar Birma afgevoerd. Begin juni werden zo'n 300 inheemse krijgsgevangenen vrijgelaten. De overige krijgsgevangenen werden in de loop van juni afgevoerd naar de kampen Lawesigalagala en Gloegoer.De burgermannen en -jongens werden geïnterneerd in het zuidelijk deel van de kampong. Eind juli 1943 werd het kamp ontruimd en werden 540 geïnterneerden in drie transporten naar Belawan Estate overgebracht.” – www.indischekamparchieven.nl


Poelaubrajan: “In Poelaubrajan bevonden zich de centrale werkplaatsen van de Deli Spoorweg Maatschappij met woonwijken voor het inheemse en 'Europese' technische personeel. Een deel van deze wijken werd ingericht als verzamelkamp voor vrouwen en kinderen uit Medan en elders op de oostkust van Sumatra. Het kampcomplex werd in fasen uitgebreid. De blokken A, B en C bestonden uit eenvoudige huisjes van inheems DSM-personeel en twee koelieloodsen (blok A), omheind met prikkeldraad en gedek. In juni 1945 werden de geïnterneerden overgebracht naar Aek Pamienke.” – www.indischekamparchieven.nl



Literatuurgeschiedenis opdrachten

De achttiende eeuw

Moderne columnisten: Weyerman en Van Effen
1 – Leg in enkele zinnen uit wat een spectator is.
Een spectator is een tijdschriftvorm wat is komen overwaaien vanuit Engeland, het tijdschrift is een mengsel van verhalen, meningen, nieuws en kritiek.

2 - Een van de tijdschriften van Weyerman draagt als titel Den ontleeder der gebreken. Leg uit wat Weyerman met deze titel bedoeld kan hebben.
Ik denk dat Weyerman hiermee heeft bedoeld dat in dit tijdschrift alle 'gebreken' aan het licht werden gebracht. Weyerman wilde in zijn tijdschrift door middel van meningen en kritiek alle dingen die niet waar zijn uit de wereld helpen.

Krinke Kesmes, een vroeg imaginair reisverhaal
1 - Leg uit waarom en hoe imaginaire reisverslagen in dienst stonden van de Verlichting.
In de imaginaire reisverhalen werden, zoals de titel al zegt, reizen naar plekken die niet echt bestaan. In de verlichting zijn veel nieuwe gebieden ontdekt, eerst dacht men dat dit ook niet bestond. Door de reisverhalen werden de mensen geprikkeld om nieuwe landen te ontdekken.

2 - Waarom kozen verlichte schrijvers volgens jou voor een onbewoond eiland om iemand een nieuw bestaan te laten opbouwen?
Op een onbewoond eiland kun je echt opnieuw beginnen, je moet echt alles opbouwen. Voor de schrijvers bood dit ook veel vrijheid voor het schrijven van hun verhalen, en daardoor konden ze zichzelf helemaal uitleven.

Pulp fiction: het succes van populair proza
1 – Welk soort mensen speelt de hoofdrol in populair proza?
In de populaire proza kwamen verschillende mensen voor die de hoofdrol speelde, de hoofdrolspelers zijn mensen uit het dagelijks leven die proberen te overleven in een harde wereld.

2 - Avonturenromans als De Amsterdamse lichtmis, De ongelukkige levensbeschryving van een Amsterdammer en De Kloekmoedige land- en zeeheldin laten zien dat de achttiende eeuw misschien wel niet zo verlicht was als doorgaans wordt gedacht. Leg uit.
Bij de verlichting wordt vaak gedacht aan nieuwe uitvindingen, maar in de verhalen uit de vraag komen gewoon hele normale dingen voor, dingen uit het normale leven die ieder mens meemaakt.

3 - Lees het tekstfragment uit De Amsterdamse lichtmis. Valt er iets van moraal, van gewetenswroeging bij de twee vrienden te bespeuren? Kun je je voorstellen dat niet iedereen, de literaire kritiek bijvoorbeeld, of dominees, blij was met dit soort avonturenromans? Leg uit.
In dit verhaal komt niets terug van het geloof, er wordt wel verteld dat de jongen joods is maar eigenlijk gaat het verhaal gewoon over een beurs waar de joodse jongen veel fooi krijgt waardoor hij taartjes kan eten. Een moraal kan ik niet zo snel ontdekken, wel snap ik dat er literaire kritiek was op dit verhaal want het was vernieuwend en daar is over het algemeen altijd kritiek op.

Vernieuwing op het toneel
1 - Waarom bloeit het toneelleven in de Noordelijke Nederlanden minder dan in de Zuidelijke Nederlanden?
In de Zuidelijk Nederlanden waren veel toneelgroepen en was schooltoneel heel populair, de toneelstukken ging hier veel over religie, iets wat in het Calvinistische Noorden werd afgekeurd. Omdat het religieuze toneel in het noorden niet werd toegestaan is het toneel daar minder ontwikkelt.

2 - Waarom waren burgerlijke treurspelen modern?
Omdat deze burgerlijke treurspelen niet langer gingen over religieuze onderwerpen, maar juist over de verlichte denkbeelden van die tijd.

 Sara Burgerhart: roman in brieven
1 – De briefroman wordt ook wel aangeduid als roman-nieuwe stijl. Wat is nieuw aan de briefroman?
In de briefroman werden er gesprekken gevoerd door elkaar brieven te sturen, en in tegenstelling tot de avontuurlijke verhalen ging het hier om de gevoelens en psychische toestand van de personages.

2 - Waarom zijn brieven zo geschikt om een verhaal te vertellen?
Door brieven kun je gemakkelijk verschillende standpunten duidelijk maken, en er tegelijkertijd een dialoog tussen verschillende personen.


Dodengesprekken
1 – Wat zijn de voordelen van literatuur in de vorm van een gesprek?
Hiermee kan de schrijver verschillende literaire opvattingen laten doorklinken in zijn verhaal.

2 - Leg uit hoe het kan dat juist doden geschikt zijn om de actualiteit te becommentariëren.
Wanneer doden een actualiteit becommentariëren dan kan ze niets meer worden gedaan, wanneer levende mensen zich over hun mening uitlaten dan moeten ze niet gek opkijken als sommige mensen ze gaan haten.

Bezonken Rood - Jeroen Brouwers

Project Nederlands - Indië



Beschouwing Bezonken rood:

Jeroen Brouwers schreef in 1981 over de Japanse bezetting van Nederlands-Indie in zijn boek Bezonken Rood. Het boek is gebaseerd op zijn eigen leven, en dus volgens zeggen een autobiografische oorlogsroman. Na het verschijnen van dit boek is er veel kritiek geweest op de manier waarop Brouwers zijn kampjaren beschrijft. Het boek zou niet de objectieve werkelijkheid beschrijven en een opeenstapeling zijn van leugens en overdrijvingen. Vele schrijvers, onder wie Rudy Kousbroek, schreven over het boek en lieten hun kritiek horen. De vraag blijft of Bezonken Rood een schendig van de geschiedschrijving is.

Het boek beschrijft de ervaringen van Jeroen Brouwers in het Jappenkamp Tjideng. Daarnaast worden de gevolgen van deze ervaringen belicht. Jeroen brouwers schreef dit verhaal nadat zijn moeder overleed in 1981, voornamelijk om zijn kampjaren te verwerken.
Jeroen brouwers was slechts 5 toen hij met zijn moeder, oma en zusje in het Japanse interneringskamp terecht kwam, en heeft hier drie kleuterjaren doorgebracht. De omstandigheden in het kamp waren slecht en de vrouwen werden onmenselijk behandeld door de Japanners, beschrijft brouwers in zijn boek. Als iemand een regel overtrad of ongehoorzaam was werd deze gestraft met vreselijke lijfstraffen. Ook was er sprake van ondervoeding in het kamp, wat de reden was dat Brouwers oma het kamp niet overleefde. Deze martelingen en vreselijke omstandigheden worden zeer gedetailleerd beschreven door Brouwers kinderogen. De gebeurtenissen van Bezonken rood spelen zich afwisselend af in het heden en in het verleden. De liefde voor zijn moeder is door een aantal gebeurtenissen in het kamp veranderd in een grote haat, die zich soms lijkt uit te breiden tot alle vrouwen in het algemeen. Nadat hij een telefoontje krijgt dat zijn moeder is overleden komt hij tot het besef dat zijn moeder al een lange tijd eerder was gestorven, in zijn gedachtes.

Toen opeens de vraag werd opgeworpen in hoeverre dit verhaal overeenkomt met de historische werkelijkheid, begon een hevige discussie. Tegenstanders van Brouwers roman vonden dat het boek bestaat uit leugens en overdrijvingen. Zo werd beweerd dat de gruwelijke gebeurtenissen die beschreven worden in de roman in werkelijkheid niet plaatsvonden in de Jappenkampen, maar in de Duitse concentratiekampen. Ook vraagt men zich af in hoeverre een kleuter van 5 zulke heftige situaties kan onthouden en daarna zo gedetailleerd kan beschrijven. Heeft Jeroen Brouwers een ongekend goed geheugen en beschouwingskracht? Vooral Rudy Kousbroek neemt het voortouw in de discussie. Hij beweerd dat Brouwers leidt aan het “Oost Indisch kampsyndroom”, wat betekend dat hij weigert zich op de hoogte te stellen van de historische werkelijkheid. Kousbroek zelf heeft zelf ook een
Indische achtergrond en heeft ook in een Jappenkamp gezeten. Hij heeft de dingen veel anders ervaren, en heeft het ook anders verwerkt.
Jeroen Brouwers zelf deed niet, of nauwelijks, mee aan deze discussie. Hij houd zich sowieso graag op de achtergrond. Hij zegt dat als je meer over hem wilt weten, je zijn boeken maar moet lezen. Want al zijn boeken zijn autobiografisch. Zo zei hij eens in een interview: “Ik ben geboren in 1940 en vandaag of morgen, – al kan dit best nog jaren duren, – ga ik dood.
In de tussentijd heb ik boeken geschreven. De boeken die ik heb geschreven vormen mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg. Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen, – ik schrijf dan ook niet historie, maar literatuur: de mijne.
Dit kan Kousbroeks kritiek misschien enigszins relativeren. Dat Brouwers in zijn boek gebeurtenissen plaats laat vinden op tijdstippen die niet met de “historische werkelijkheid” overeenkomen, kan romantechnische redenen hebben. Zoals hij zegt, schrijft hij geen historie maar een roman met zijn eigen ervaringen. Iedereen maakt gebeurtenissen op een verschillende manier mee en heeft zijn eigen waarheden. Wie ben jij dan om daar een oordeel over te hebben.

Om dit alles samen te vatten. Er is veel kritiek geweest op “Bezonken Rood”, het zou niet overeenkomen met de historische werkelijkheid. Maar waarom zou dit in een roman niet mogen? Een ding is zeker, Bezonken rood staat algemeen bekend als een hoogtepunt in de naoorlogse Nederlandstalige literatuur. 


Voor een uitgebreide samenvatting van het boek kunt u deze link aanklikken:http://www.collegenet.nl/index_mainframe.php?mainframe=http%3A%2F%2Fwww.collegenet.nl%2Fstudiemateriaal%2Fverslagen.php%3Fverslag_id%3D92%26site%3D 

Voor informatie over Jeroen Brouwers (waaronder zijn biografie) kunt u deze link aanklikken: http://spod.home.xs4all.nl/personeel/Brouwerspagina/biografie_jeroen_brouwers.htm

Voor een goede recensie van het boek kunt u deze link aanklikken: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2676/Cultuur/article/detail/719260/2004/10/18/Ongekend-subtiel-Bezonken-rood.dhtml